blog van Eva De Groote

woensdag 5 maart 2014

Drama

Ondergronds perron 4 van Brussel-Centraal. Ah de grootstad. De trein die je op het oog hebt, vertrekt van dit perron binnen vier minuten, toch zullen er eerst nog twee andere treinen stoppen om reizigers op te slokken. Een drukte van jewelste. Mensen met plooifietsen, mensen met muziekoortjes, mensen met aktentassen. De trein die de mijne wordt, komt aan. Een rij supporters ontstaat aan de deur. Mensen stappen uit en blijven uitstappen. Een, twee, drie en los. De ene moeizaam van de drie treden en voorzichtig landend op vaste grond, de ander vlot vliegend de trein verlatend. Ik sta in een rij van een man of acht, geduldig wachtend om in te stappen. Fluitsignaal. Ik kijk opzij naar de conducteur. Zou die het menen: de deuren sluiten als er nog mensen staan aan te schuiven. Stoicijnse blik terug. Ja dus. Dan maar een brokje verplichte intimiteit. Kan meevallen. Kan tegenvallen. De man in toevallige kwestie verwelkomt mijn gedwongen gedrum.Ik ga liefst zitten waar er vier plaatsen zijn. Ik vind het aangenaam om wat plek te hebben voor mijn blik. Maar zo’n box voor vier is niet vrij. Wel nog een tweezit. Ik ga aan het raam zitten. Tussen de zetels hangen er bordjes met slechtgeformuleerde uitnodigingen tot hoffelijkheid. ‘Reizigers zetten hun bagage niet op zitplaatsen. Behalve wie denkt dat spullen ook leven.’ Ik haal mijn tas van de zetel naast mij, de man die op dat moment passeert, neemt de uitnodiging met genoegen aan. Het is een grote man, op leeftijd, corpulent. Het is wat claustrofobisch zitten. Hij houdt zijn aktentas voor zich uit, rustend op zijn knieën. Hij heeft een lichtglanzend grijs maatpak aan, kraakwit hemd. Zijn wit haar - overvloedig aan zijn slapen, in strookjes daartussen - is frisgewassen, dat zie ik aan de wolligheid. Zijn nek deint een beetje. Hij hijgt licht. Mijn blik doet hem opzij kijken.

'Werk je in Brussel?’

‘Nee,’ zeg ik wat aarzelend, ‘maar ik ben er vaak voor vergaderingen.’
Ik zit gewrongen tussen twee ramen wat uitzicht betreft. Dan richt ik mij maar op zijn tweezitgezel voor wat landschap.
‘En u, werkt u in Brussel?’
‘Oh nee, ik ben gepensioneerd,’ zegt hij met een jolige blik. ‘Maar ik werk af en toe als consultant.’
Het magische woord: consultant. Zet het op je blog en en de aanbiedingen stromen binnen, hoorde ik iemand vertellen onlangs.
‘En wat is uw veld van expertise?’
‘Sociale zekerheid.’
De man leeft op.
‘Ja, nu ik niet meer actief in het veld sta, kan ik vrij advies geven. Ik kan al eens een stout voorstel op tafel gooien.’
‘Zoals?’
‘Zoals een bijgestuurde regeling voor kinderbijslag. Sommige gezinnen hebben die kinderbijslag echt nodig om te overleven. Andere minder. Er zijn correcties mogelijk die een hertekening van het huidig systeem mogelijk maken.’
Ik stel wat bijvragen en we belanden in een korte treinstilte.
‘Ik ben benieuwd,’ zeg ik, ‘wat vindt u van het idee van gegarandeerd basisinkomen?’
Hij kijkt geschrokken opzij, herpakt zich en zegt:
‘Iedere generatie maakt die oefening wel eens.’
Hij maakt een van de tafel vegend gebaar.
‘Ik weet er natuurlijk weinig over maar het lijkt mij een enorm interessante oefening om te maken. Stel dat we een systeem van gegarandeerd basisinkomen hadden, zou dat geen enorme hertekening kunnen zijn en een mogelijk antwoord op een aantal grote uitdagingen?’
Hij kijkt voor zich uit en luistert als een priester naar de biecht van een zoekende gelovige terwijl ik ratel over tijd en ruimte om met voeding en gezondheid bezig te zijn, het waarderen van sociale cohesie en gezinszorg en het verschijnen van een nieuw soort commons waarbij mensen een stuk tijd investeren in gemeenschappelijke projecten.
Hij wacht even tot ik uitgesproken ben, haalt diep adem en zegt:
‘Weet je waar ik het lastig mee heb. Die jonge generatie, die wil alles. Die willen goed betaald worden én vinden het normaal om naar huis te rennen als hun kind een oorontsteking heeft. Wel dan vond het ik oude systeem zo slecht nog niet. De taken werden verdeeld. De man zorgde voor de stabiliteit, de vrouw voor de kroost..’
Ik kan het niet laten te onderbreken.
‘De jonge generatie, u bedoelt de mijne of de twintigers van vandaag? Mijn generatie zou ik immers de ‘burn out generatie’ durven noemen. Niet dat ik een pessimist ben, ik kijk er naar uit om een leven lang te werken, te leren en te groeien, maar dan wel graag op een andere manier, met een betere werk/leven balans dan voorheen..’
‘Ach ach, op pensioen moeten op je 60ste is ook niet van de poes zulle. Het is een gat vallen, in een groot gat en plots zien wat het echte drama is.’
Ik kijk hem nieuwsgierig aan.
‘Beseffen dat je er niet bent geweest voor je kinderen. Dat je hun jeugd zo goed als hebt gemist.’
Nu ben ik stil. De trein vertraagt lichtjes, we komen bijna aan in Gent. Ik veer licht op, teken dat ik moet passeren. Hij gaat staan, ik passeer en trek m’n jas en muts aan. Hij kijkt op, ik knik ‘m toe en ga in het rijtje tussen de zetels staan om straks af te stappen. Buiten is er een prachtig voorjaarsschouwspel aan de hand. Donkere wolken met fel licht schitterend er achter. De torens van Gent in een nakende avondgloed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten