blog van Eva De Groote

woensdag 12 maart 2014

Günaydin

Het is mijn vrije ochtend. Ik ben druk bezig om de drang de wereld in zakformaat binnen te laten, te weerstaan, als het vast telefoontoestel rinkelt, stilaan een met uitsterven bedreigd geluid in de mobiele jungle.

‘Ja, hallo?

De dame aan de telefoon laat weten dat de schoenen die ik bestelde, zijn aangekomen. Of ik er om kan komen. Ik wip op de fiets en rij de grijze dag en de stad in. Vlakbij het stadhuis parkeer ik mijn fiets. Het laatste stukje ga ik te voet. Uit het slenteren rondom mij maak ik op dat er vooral toeristen in de Hoogpoort rondlopen op dit uur. En hier en daar een student met wat meer haast.Oh, daar loopt euh..dingske. Hoe heet ze ook weer. Het is een tijd geleden dat ik haar zag.
‘Aslihan!’

Ik zwaai naar de vrouw wat verder in de straat.
Onze dochters zaten samen in de kleuterschool. Bij de kinderdrop ‘s ochtends geraakten we steevast aan de praat. Ik vond haar grappig en sympatiek, en ook vond ik het opwindend om eens een echt contact te hebben met een van de Turkse mama’s op school. De meesten leken mij systematisch te negeren tot mijn dagelijks onbegrijpen. Ik probeerde eens aarzelend een ‘günaydin’ in plaats van een goeiemorgen, zonder resultaat. Vonden ze dat belachelijk? Sprak ik het verkeerd uit?
Aslihan stilde gretig mijn nieuwsgierigheid om meer te weten over haar achtergrond, haar opvoeding, haar levenstijl. Ze nodigde me uit bij haar thuis. Terwijl onze dochters samen speelden, stelde ze me voor aan haar vier zussen. Ze waren erg verschillend maar zeer verbonden met elkaar, dat was duidelijk. Twee van hen woonden zelfs bij haar in. Een paar weken erna vroeg ze me mee naar een concert in een bekend Turks muziekcafé. Er was een gerenommeerd internationaal trio aan het werk en ze glom van trots bij de prachtige muziek. Ze zei lachend: ‘Zie je, ik ben een Gentse Turkse en ik ben vree content.

‘Hey Aslihan,’ zeg ik nog eens, wat luider nu en ik loop naar haar toe. Ze reageert aarzelend.  Ze heeft nog steeds die hippe hoornen bril met daaronder de kleurrijke make up die haar ogen zo mooi doet uitkomen. Haar haren draagt ze in een asymetrische snit, haar laarsjes passen perfect bij haar outfit.
‘Hey, hoe is het met Aysel?’

‘Ja, ça va ça va.’

‘Oei?’

‘Awel ja, ik maak mij zorgen. Ze wordt wat gepest op school. Dat kind valt tussen twee stoelen, he. Ze voelt zich een meisje van hier maar als het er op aan komt wordt ze toch niet echt geaccepteerd. Niet door de .. ja.. noem het witte kinderen en ook niet door de Turkse. Ja, ik maak mij zorgen, zulle, ik zie haar dichtklappen en wegkwijnen. Ik weet niet hoe ik haar kan helpen. Soms voel ik mij schuldig. Had ik haar meer traditioneel opgevoed, dan zou ze nu misschien toch bij een van de twee groepen kunnen aarden.’

We staan in het midden van een winkelstraat in hartje Gent. Het is een rustige ochtend. Het grijs begint wat op te trekken. Aslihan kijkt naar de grond. Ik gluur zo’n beetje onwennig naar haar gezicht, naar haar handen. Ze wrijft ze wat willekeurig tegen elkaar.

‘Ja, en dat is niet alles, jong. Allez, ik werk nu al meer dan tien jaar als medisch secretaresse in een klein ziekenhuis en ik doe dat eigenlijk zeer graag. Een leuke werksfeer, ik voelde mij altijd gerespecteerd en op mijn gemak. Maar nu hebben we in onze familie twee sterfgevallen kort op elkaar gehad en dat heeft mij erg getroffen. Vooral van de zus van mijn vader heb ik echt afgezien. Wij hangen hecht aan elkaar als familie, hè. En mijn tante, ook als was ze wat ouder, zo weggerukt door kanker.. Ik stortte in en nam ziekteverlof om dat te verwerken. Kort daarna stierf er nog iemand in de familie en was ik weer een paar dagen thuis. En toen begon het. De mensen die al tien jaar mijn collega zijn, lieten zich plots vreselijke dingen ontvallen. Dat wij Turken het wel makkelijk hebben, met zo’n grote families. Dat we toch niet voor elk sterfgeval een week of langer konden thuisblijven, dat er zo al weinig genoeg werd gewerkt. En nog meer van dat soort praat.’

Tijdens haar verhaal maakt ze voortdurend drukke bewegingen met haar armen. Korte bewegingen met veel kracht en verontwaardiging. Dan vallen ze slap, haar armen. Ze hangen naast haar lichaam. Haar ogen zijn klein.

‘Allez en nu he, lijkt het alsof alles veranderd is. Nu voelt het alsof ik hier eigenlijk nooit heb thuisgehoord, kan je dat geloven? Ik ben hier geboren, ik heb nergens anders iets te zoeken en toch voelt het niet meer als mijn thuis.’

Ze hapt even naar adem.

'Allez, mijn zussen en ik, wij spreken perfect Nederlands, we hebben allemaal jobs en al. Maar als het er op aan komt..’

Ze steekt haar handen in haar zakken. Ik had de mijne al in mijn zakken. Zo staan we daar, ogenblikken lang naar elkaar gekeerd zonder woorden. Uiteindelijk haalt ze adem en vraagt:

‘En met u, alles goed?’

‘Ja, met mij alles goed, merci.’ Nu ben ik het die aarzel, voor ik mijn volgende woorden gevonden heb, zegt ze:

‘Allez, ik moet naar mijn werk. De groetjes thuis, he.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten