blog van Eva De Groote

woensdag 19 februari 2014

Amen

Ik kom thuis en krijg de voordeur niet open. Er staat langs de binnenkant een fiets tegenaangeleund. Een meter verder ligt er een boekentas, met de flap open, een drinkbeker er uitgerold, een jas ernaast op de grond, handschoenen, fietshelm. Met mijn muts over mijn ogen gezakt en mijn sleutel nog in de hand, schreeuw ik er de dochter in kwestie bij. Ik steek een hele litanie af over gemaakte afspraken alhier, en respect voor de ander aldaar. Ik gooi er nog een ‘dat het gedaan moet zijn’ bovenop. Ik stel vast dat ik veel te luid roep. Schijnbaar niet onder de indruk raapt de dochter de spullen bij elkaar en gaat dan verder in haar strip lezen in de zetel.
Man legt de laatste hand aan het avondeten. Borden komen op tafel. Ik schuif aan. Terwijl ik de eerste hap binnenwerk, loopt er een bericht binnen op mijn telefoon.
‘Durf niet, he.’
‘Was ik niet van plan, zulle,’ lieg ik.
Ik liet mijn bureau achter in onvoldane toestand. Mails onafgewerkt. Zou het een bericht zijn over de meeting morgen? Vast wel. Wil het echt weten. Ik wip van mijn stoel.
‘Uh uh,’ zegt hij met de vinger omhoog, ’iedereen blijft zitten tijdens het eten, ook moeders.’
‘Mja, maar ik heb dorst, ik pak even wat water.’ Terwijl ik een glas uitschenk, strek ik mij naar mijn telefoon om snel het bericht te openen. Ik ben alweer mijn mijn hoofd ver weg van de eettafel verwijderd.
Ik zie het nooit aankomen. Dat moment van in overdrive gaan. Dat moment waarbij efficiĆ«nt werken omslaat in teveel werken en waarbij je vreemd genoeg steeds minder gedaan krijgt. Rondrennen vanne ‘drukdrukdruk’, geobsedeerd mails in de gaten houden, dwangmatig digitaal verbonden zijn. Het is een beetje alsof je een alienachtig groot hoofd krijgt met rondzwiepende tentakels, en een lichaam dat steeds kleiner en nietiger wordt. De antigiffen zijn genoegzaam bekend: buiten lopen, sporten, een boek lezen, maar eens je vertrokken bent voor een ritje tunnelvisie zijn die dingen ver van de planning verwijderd. Dan ga je slapen met versnelde harteklop en sta je op met lichte ademnood.
De manueel therapeut die ik frekwenteer is een maand op reis. Ik heb er een innige band mee. Niet alleen omdat het mijn zuster is maar ook omdat ik een getorst kunstwerk van een rug heb, dat veel onderhoud vraagt. Mijn ribbenkas gijzelt mij nu, mijn onderrug is een blok beton. Ik zoek bevrijding bij een vervanger.
‘Het recht om onbereikbaar te zijn’, lees ik in de krant in de wachtkamer van de vervangtherapeut, over het hedendaags verband tussen altijd en overal bereikbaar zijn en de moderne plaag ‘burn out’ genaamd. Ik wil toch nog snel iets checken voor ik offline ga tijdens de behandeling, ondanks het artikel. Vreemd zeg, mijn telefoon blokkeert. Ik kan niet anders dan ‘m helemaal uitzetten. Ok ok, gesnopen, het artikel, de blokkerende telefoon. Ik berg ‘m op en ga ongewapend op de stoel zitten. Meteen lijkt de ruimte groter te worden. Ik merk het gefluit op van de vogels buiten, die denken dat het lente is. Het vreemde voetmassageding. De vele geboortekaartjes op de vensterbank. Ik zucht. Een tekst hangt afgedrukt recht voor mij. Ik ga staan om ‘m te lezen.
This is your life. Do what you love and do it often. If you don’t like something, change it. If you don’t have enough time, stop watching tv. Stop over analyzing. All emotions are beautiful. Life is simple. When you eat, appreciate every last bite. Open your mind, arms and heart to new things and people, we are united in our differences. Travel often. Getting lost will help you find yourself. Some opportunities only come once, seize them. Life is about the people that you meet, and the things you create with them. So go out and start creating. Life is short. Live your dream, and wear your passion.
In de naam van de vader, de zoon en de heilige geest,

woensdag 12 februari 2014

Yogi nonsens

Het geheim van een (zeer) late dertiger om in enigszins genietbare toestand te blijven functioneren, is het op tijd en stond inbouwen van ventilatieventielen. Zo kidnap ik wekelijks een ochtenduur met een generatiegenoot in een koffiebar.

Bij het verslag van de week vertel ik glunderend over een kruising met een oude vlam. Een korte ontmoeting op de zaterdagse boodschappenronde, een scheut in de buik, een hand in de lucht, een kort praatje, veel over en weer geglimlach.

‘Miljaar die ziet er nog altijd goed uit, alsmaar beter feitelijk. Hij stond daar sexy op zijn fiets te leunen. En plus had ik de indruk dat ie echt naar mij stond te lonken.’

‘Tja,’ zegt mijn koffiegenoot droog,’hij heeft natuurlijk pas een nieuwe baby, he, niet bepaald de meeste actieve periode op bepaalde fronten. Misschien fantaseert hij wel eens over andere walletjes.’
Ze geeft me een harde kneep en fonkelt:
‘Geef maar toe, gij zoudt graag dat andere walletje zijn, he?’
‘Zeg! (ik sla met mijn hand op tafel) Daarvoor ben ik te oud en te wijs geworden.’
‘Te oud en te wijs, of te volgepland en te doordacht? Allez, zeg nu eens eerlijk. Is dat nu - ja of nee - een fantastische oefening in ‘loslaten’, zo’n slippertje?’
‘Wat is dat nu. Wilde gij mij aanzetten tot vreemdgaan of zo?’
‘Tja,’ mompelt ze tussen haar tanden,’ik zal wel aan het projecteren zijn zeker.’
Het is even stil.
‘Ik hunker toch soms naar die vervlogen tijd dat het allemaal minder ingewikkeld was. Dat zulke dingen konden voorvallen zonder al te grote brokken. Gewoon verstand op nul, go with the flow, twee mensen die zich eventjes overgeven aan het hier en nu.’
Een glimlach verschijnt.
‘Dat is nu eens het soort van ‘mindfulness’ waar ik wel warm voor loop, zie.’
Van de koffiebar naar de kapper. Mijn tapijt moet nodig geknipt worden. Ik loop er een andere vriendin op het lijf die ook al zit te giechelen als een bakvis.Something in the air today.
‘Komde gij hier al lang?’ fluistert ze met natte haren vanop de kapperstoel.
‘Bah ja, toch al een jaar of twee.’
‘Allez echt, en gij vertelt mij dat niet. Zo ne knappe gast, dienen kapper.’
Ik trek mijn schouders op en fluister halfluid terug:
‘Een beetje te naar mijn goesting.’
We staken ons gebakvis want James Dean is terug en gaat aan het knippen.
Wat later zit ik zelf op de stoel. Mijn tooi vraagt zoals gewoonlijk een snelle ongewassen, euh, beurt. Na een minuutje knippen zegt hij:
‘Kom eens rechtstaan voor de finishing touch.’
Ik gehoorzaam en voel mij net een meisje met die schort en dat gehoorzamen.
‘Kijk ne keer,’ zegt hij en ik kijk hem aan. Hij is een kop groter en staat vlak voor mij. Even is het onwennig. Dan schiet hij in een lach en zegt:
‘In de spiegel.’
Miljaar. Weer eens de hoofdvogel geschoten. Niet blozen. Niet blozen. Blozen.
‘s Avonds laat glip ik naar beneden voor een potje thee. Niets zo heerlijk als alleen aan de grote keukentafel zitten wanneer iedereen in bed ligt. Ik zet een kopje ‘goodnight tea’ van Yogi, berucht omwille van de Oosterse spreuken die de zakjes vergezellen. Ik roefel in het potje waar nog een paar labeltjes met spreuken van eerdere kopjes zitten.
See the goodness in the heart
Juist ja, we doen ons best zulle.
Endurance is the talisman of life
De kunst van het verduren, check.
Our children are our meditation
Zeg dat wel, groote oefeningen in geduld.
Kind people cannot be unhappy
Niet waar.
Het water kookt, ik giet een kop vol en bevrijd een theezakje uit zijn papieren jasje. Even kijken wat de leuze is:
One time tasting is stronger then a thousand times telling

dinsdag 4 februari 2014

Zonlicht in tijden van

Een kleine week geleden komt mijn moeder inspringen voor de woensdagnamiddagroutine. Als ik in de vooravond thuiskom staat er een valiesje klaar aan de voordeur. Ze stelt voor de nog niet-schoolplichtige dochter te ontvoeren, om de druk wat te verlichten in deze turbowerkweek van dochterlief. Goed plan. Terwijl ik het portier dichtsla en naar de kleine dochter op de achterbank zwaai (die er met haar tasje op schoot helemaal klaar voor is om op verwenweek te gaan), zegt mijn moeder: 
‘Maar kind toch, waar begindegij toch allemaal aan.’
Dat durf ik mij ook eens af te vragen zo af en toe. Ik zie er wat bleek en verfrommeld uit, zo zie ik nog net in de vertrekkende autoruit. Ik ren snel weer naar binnen. De oudste dochter moet worden opgehaald van de celloles. Daar hadden we dus ook niet zo bijster goed over nagedacht toen we een instrument kozen, dat een dwarsfluit praktischer te transporteren is. Ik gil naar de middelste dat ik even weg ben en spring op de fiets. De rit komt van pas om te ordenen wat er morgen allemaal moet gebeuren. Halverwege valt het plannen stil. De lucht is koud en helder, het vallen van de avond is altijd magisch dan, ook in een stressweek. Met al het gedoe rond de Broken Circle Breakdown zit ik gedurig met dat ene Johny Cash liedje in mijn hoofd, in de versie van la Baetens.
I’m just a poor wayfaring stranger
I’m traveling through this world of woe
Yet there’s no sickness, toil nor danger
In that bright land to which I go
Pathetisch, ik weet het maar o zo heilzaam, ik rij de berg af en zing uit volle borst, en dan een beetje stiller als ik aan het rood licht arriveer naast een stel andere fietsers.
Het weekend kwam en ging en was vol van dingen en indrukken, opbouwen en afbreken, enthousiasme en vragen, het begin van een spannend parcours.
Vandaag kom ik aan op mijn vrije ochtend. Van de weeromstuit ben ik doodmoe natuurlijk. Ik kijk op van de ontbijttafel en verzeil in twee grote bruine kijkers. Da’s waar ook, we hebben een hond op logement.  Een kleine windhond.
‘Dag Wilma.’
Meer heeft ze niet nodig om likkend en kwispelend te komen aangedarteld.
‘Tja. Gij zijt nen hond, dus gij moet wandelen, niet?’  
Ik giet mijn koffie binnen en trek mijn jas aan.
Nieuwe sensatie. Vrouw laat hond uit. Mij tot nu toe onbekend terrein. Ik begeef mij naar het park in de buurt. Ik las net nog in de krant over de sneeuwstormen in Oostenrijk en Texas maar in Gent hebben we absurd zonnig winterweer aan de hand. In het park zie ik dat er nog mensen op het idee kwamen om hun hond uit te laten. Vol fascinatie stel ik vast dat het waar is dat honden op hun baasjes lijken. Ik kijk naar Wilma die braafjes naast mij zit. Zouden ze dat van mij en deze kleine windhond ook denken? Te kleine steekproef om wetenschappelijke bevinden op te baseren maar toch: hondeneigenaars zijn erg vriendelijk. Wat ontspannend om ontmoetingen te hebben zonder te veel te moeten praten. Je kruist iemand met een hond, je houdt even halt, de honden besnuffelen elkaar, je kijkt elkaar glimlachend aan en je zet je weg verder. Alleen spijtig dat dat heilzame zonlicht enkel een strookje gezicht tussen sjaal en muts bereiken kan.
Thuisgekomen merk ik op de gang op de eerste verdieping een prachtige strook enthousiast zonlicht op. Ik installeer een zeteltje pal in het licht en nestel mij als een kat in de warme stralen. Nee, da’s nog niet goed genoeg. Ik ga staan en stroop mijn nylons naar beneden. Da’s beter zie, vollenbak zonlicht op blote benen.
Ik word wakker met het gezicht van een verbaasde man boven het mijne.
‘Alles goed?’ vraagt hij met fronsende wenkbrauwen blikkend op de afgestroopte kousenbroek die op mijn enkels ligt.
‘Ja hoor, ik wou er alles uithalen, uit die winterzon.’
Wilma is het daar helemaal mee eens, ze ligt prinsheerlijk naast mij in het zeteltje.