blog van Eva De Groote

dinsdag 16 december 2014

Spanning

Een wachtzaal op de gang in een druk ziekenhuis. We zitten op de derde verdieping. We kwamen met de wagen, mijn jongste dochter en ik. Zij vond het wel iets hebben, rondtoeren op de parking, de opwinding van het gaatjespotten, luidkeels supporteren voor een parkeerplaats. Uiteindelijk vonden we op de dakverdieping van de parkeertoren een plekje. Het is zo’n dag gedompeld in de typische grijzedagsfeer van een oer-Belgische film op zijn Dardennes. Vanop de tweede verdieping van de parkeertoren loop je via een betonnen loopbrug recht de ingang van het ziekenhuis binnen. Je hoeft niet eens de begane rond te raken. Eigenaardig. Het lijkt wel een omgekeerd soort van futurisme. Exclusief gericht op het aan- en afvoeren met de auto.
We worden van het algemeen onthaal naar het secretariaat van de afdeling huidziekten gestuurd. We schuiven aan. Een oudere dame met zwartgeverfd haar tokkelt druk op haar toetsenbord. Haar vingers lijken een leven op speed te leiden. Als ze stopt met tikken, mik ik mijn vraag door de gaatjes van het glazen gangkot waarin de arme vrouw zit opgesloten.
‘Goeiedag, ik heb een afspraak voor mijn dochter.’
‘Naam?’
‘Nachtergaele.’
‘Is ze ingeschreven?’ Nu kijkt ze me aan. Ze heeft een tic met haar mond. Ze trekt systematisch haar ene mondhoek in, gevolgd door een neusfrons.
‘Euh nee, ik begreep dat ik naar hier..’
‘Eerst inschrijven. Anders vind ik haar niet in de computer.’ Mondhoektrek, neusfrons. Juist ja. Gedwee lopen we terug naar het algemeen onthaal. Lange wachtrij intussen.
‘Ja, opnieuw goeiedag. Blijkbaar moeten we eerst hier inschrijven?’
‘Ah, zit ze nog niet in de computer?’
‘Nee.’
‘Ach zo.’ De blonde nerveuze jongedame gooit, zonder me aan te kijken, haar hand op de balie. Ik steek er de siskaart in. Ze maakt een wegwuivend gebaar en kijkt op.
‘KidsID?’
‘Oh, dat heb ik niet.’
‘Vervelend,’ sist ze tussen haar tanden en hamert de gegevens in op het toetsenbord. We lopen terug naar de wachtzaal van de dermatologie, we melden ons opnieuw aan en krijgen met een mondhondtrek en een neusfrons orders om te gaan zitten.

Het raam kijkt uit op de betonnen parkeertoren. Mensen lopen af en aan op de loopbrug. De wachtzaal zit goed vol. Mijn jongste dochter zit mak naast me op een stoel. Haar voeten raken nog niet aan de grond. Ze is er niet gerust in om haar uit de hand gelopen wrat aan de dokter te presenteren. Maar het ding beleefde intussen zijn eerste verjaardag en veroorzaakt eeltige bulten en stapproblemen. Ze is het dagelijks gepeuter stilaan beu en beseft dat er een professional aan te pas moet komen.
‘Mevrouw Beun?’ Pronte dokteressen in opleiding komen van tijd tot tijd patiënten uit de wachtkamer plukken. Aan de muur voor ons hangen affiches om te stoppen met roken, om organen te doneren, om huidvlekken te controleren. Ook een kruis en een flacon met handreinigingsmiddel. Een van de tl lichten hapert en flikkert. Op de radio speelt een bonkende hit van Daan. Best te pruimen op de dansvloer maar orentergend in de wachtzaal van een ziekenhuis, weergalmend vanuit de krakkemikkige gangspeakertjes. Geflikker vanuit het plafond, gebonk vanuit de muren. Verdragen is de boodschap. Onder de wachtenden zitten opvallend veel stokoude dametjes vergezeld van een zoon of dochter, zelf ook tegen pensioenleeftijd. Allemaal zijn ze piekfijn uitgedost. Ik word gek van dat flikkerlicht. Ik ga staan en bestudeer een paar tellen de lampenkasten in het plafond. Het glazen kot is leeg, zie ik.
‘Ik ga die gewoon uitdraaien,’ zeg ik, even de wachtzaal rondkijkend en naar boven wijzend. Meteen komt er lichte deining op de stoelen.
‘Oei, oei,’ zegt een van de dochters op pensioen, ‘ik zou dat niet doen zulle, het is een vieze ze, die madam van het secretariaat.’
‘Mja, maar da’s toch niet gezond hè, hier zo in het geflikker zitten.’
‘Tis waar meiske, ik krijg er ook de seskes van,’ zegt een andere dame compleet met bontkraag en handtas op schoot. Haar zoon knikt instemmend.
Een van de weinige andere mannen in de wachtzaal gaat staan en neemt een spiedende pose aan.
‘Wacht, ik zallekik op den uitkijk staan.’
Strak plan. Ik schuif mijn stoel onder de verlichting en klauter er op. Als ik op de toppen van mijn tenen ga staan, kan ik er net bij. Het lukt niet direct. Na wat gesukkel laat ik mijn armen even zakken. Alle ogen vol spanning op mij gericht. De man op uitkijk knikt me toe dat het nog steeds veilig is. Bij de tweede poging lukt het. Onder wat geklap en gegiechel ga ik weer zitten.
‘Mevrouw Nachtergaele?’
‘Dat ben ik, denk ik,’ zegt mijn kleine dochter aarzelend, en met een volwassen zucht grist ze haar jas van de stoel om de dame te volgen richting wratterminatie.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten