blog van Eva De Groote

dinsdag 2 september 2014

Op til

Vrijdagavond. Het is mijn beurt beurt om het depot van het voedselteam open te houden. Het depot is gelegen bij het Heirnisplein, achter de kerk. Het is een vreemde plek. Naast de kerk is er een kleine doorgang waar je makkelijk naast kijkt. Langs de smalle weg, steil naar beneden, sta je plots op een grote koer aan de achterkant van de kerk. De sociale kruidenier is er gevestigd en ook het depot van het lokaal voedselteam. Ik doe wat de depothouder moet doen: checken of alles geleverd is, lijsten uitstallen zodat iedereen zijn bestelling kan overlopen, de leeggoedbak klaarzetten.

Hupla, ik ben klaar. Pas over twintig minuten moet het depot open zijn. Ik open de ramen. Rechts is er een soort van café dat ik nog nooit open heb gezien. ‘Kring Heilig Hart’ staat er boven de deur. Ervoor staat een geïmproviseerd podium. Een platform op wielen, een praalwagen misschien. Achter de wagen duiken meterslange betonplaten op die koertjes of kleine stadstuinen afgrenzen. Er steken lage appartementsblokken bovenuit. Op een van de etages kijk je binnen in een living. Twee kleuters klauteren op en af een sofa. Op en af. Op en af. Een verdieping hoger schuift een gordijn opzij. Een oudere man - zijn hemd spant rond zijn buik - houdt het gordijn met één hand vast. Hij kijkt naar de lege koer, naar mij, tellenlang. Dan laat hij het gordijn los. Op de hele koer is geen plukje groen te zien behalve één aandoenlijk muurplantje dat uit een gat in een van de betonnen afscheidingspanelen priemt. Links rijst de achterkant van de kerk op, de grote beuken breken de vele rechte vlakken van de koer. Tussen de kerk en het depot staat een eenzame garagebox neergepoot.

Mijn telefoon rinkelt.

‘Zeg, gij waart toch geïnteresseerd in zo’n wikkelkleedje in jerseystof, hè?’

‘Dag moeder.’

‘Awel, ik dacht om er u een te maken.’

‘Oh wat fijn.’

‘Awel ja en ik sta hier nu juist in ne winkel met schone stofkes. Ze hebben hier jersey in het grijs, oranje, geel, rood of zwart met oranje bollen. Wapeisde?’

‘Euh. Doe maar oranje.’

‘Oranje? Niet dat met die bollen?’

‘Mmm, ik ben niet zo aan bollen.’

‘Ah, ge zijt niet zo aan bollen. Ok goed, oranje. Allez, ik ga u dan laten, he, ge zijt bezig waarschijnlijk.’

Ze heeft al afgelegd voor ik kan antwoorden.

Ik installeer mij weer op mijn uitkijkpost. Het is hier merkwaardig stil, zo midden in de stad op deze vreemde koer. Plots doet de beiaard wat hij dag in dag uit doet. Ik hoor zijn deun onbewust dagelijks in de verte, nu klinkt het vlakbij en vertrouwd. Het is halfzeven en de tonen zijn nog niet weggestorven of de eerste voedselteamklant komt aangestoven. Hij is gehaast en lijkt verstrooid. Hij grijpt meteen naar de lijst en zegt:

‘Ik ben Jenny.’

Dan kijkt hij me even aan en vang ik zijn blik achter de grote bril die hij draagt.

‘Het is te zeggen, ik ben de partner van Jenny die hier op de lijst staat.’ Ik grinnik even.

‘Ah ja, jullie hadden aardappelen besteld, hè. Die staan daar bij de deur.’

Een halfuur lang is de kleine ontvangstruimte een duiventil met druk in- en uitvliegen, frigo’s onderzoeken en items afvinken op de lijst. Het gaat vlot. Nog één klant te gaan. Daar komt ze. Oh, het is iemand die ik nog ken van vroeger, toen haar kinderen nog op dezelfde basisschool zaten. We kirren elkaar wat toe. Langgeleden zeg, en hoe is het nog, en zo van die dingen.

‘Allez, en dus gaat uw oudste naar het eerste middelbaar maandag.’

‘Ja,’ zeg ik, ‘da’s wel spannend eigenlijk.’

‘Zwijg, ik herinner het mij nog als gisteren. Dat traject doen met de fiets waar ze eigenlijk toch nog redelijk jong voor zijn. Die grote nieuwe school waar ze amper iets of iemand kennen. Dat nieuw systeem met al die verschillende leerkrachten en al die nieuwe vakken. En dan die jungle van pubers waar ze zich moeten in rechthouden. De angst die ze hebben of ze het wel zullen aankunnen. Het spook van het vele huiswerk en de examens..’

De moed die ik de voorbije dagen verzamelde en mijn bijnapuberdochter insprak, valt in brokjes uit elkaar.

‘Het zal weg meevallen zeker,’ zeg ik. Even is het stil in het til.

‘Het zal wel meevallen,’ zegt ze en ze richt zich op de lijst om haar boodschappen af te vinken.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten