blog van Eva De Groote

dinsdag 6 mei 2014

Tuiten

Ik ben dol op trouwpartijen. Van andere mensen dan, bedoel ik. De eigenaardige mix van familie en kennissen, allemaal buitensporig opgetut. Het kruisen van de generaties met genante ontmoetingen op de dansvloer. De degeneratie van de zeden naargelang de avond zijn jas uittrekt. Het is heerlijke folklore om op te snuiven.
Eén ding dat mij van jongs af aan altijd opviel en intrigeerde bij de hoogtepunten van de diensten of tijdens de obligate tafelspeechen, was dat de oudere dames en dikwijls ook de heren, de tranen met een dikke krop moesten bedwingen. Of daar niet in slaagden en zich subtiel bedienden van het tafellinnen voor het onverwachts gedrup. Wat is daar nu toch zo traanoproepend aan? vroeg ik mij meermaals af in mijn jeugdig onbegrijpen.

Tegenwoordig heb ik nog steeds veel mysterie voor mij liggen maar is er hier en daar ook al een flard inzicht in mijn gezicht gekletst. Die oudere tantes en nonkels, ouders en grootouders huilen tranen met tuiten omwille van de aankomende verwoesting van dat gretig starten. Onder invloed van : aanslepende verbouwingen, professionele zoektochten, uitputtende kindervreugde of juist strubbelingen en verdriet op dat front. En  ook, en meer geniepig: het stilletjes smelten van het alles kunnen.

In de krochten van het huwelijk zijn het de kleine ergernissen die de meest schade aan de oorspronkelijke ongereptheid toebrengen. Mijn echte genoot en ik bijvoorbeeld hebben de pech dat onze aangeboren systemen voor ordening en organiseren totaal tegengesteld zijn. Het is als knarsend zand in de routinemolen. Net in die schuifjes waar ik graag onregelbare rommeltjes in verzamel, heeft hij nood aan netjes naast elkaar georganiseerdeerde rommel. En de prullen die niet meteen te organiseren vallen, die moeten in het zicht op de tafel blijven liggen tot er (n)ooit een geschikte opbergplek voor gevonden is. Dat terwijl het voor mij een overweldigende basisbehoefte is om dat soort prullen snel in die ene oh zo gezellige rommellade te proppen. Zucht.

Toen er een paar weken terug een extra project opdook in de kalender van de echte man, sprong ik meteen met een stoere muil mee op de kar.

‘Oh doe maar, zulle, ik red het hier wel.’

‘Ik zal dan wel vier weken zes dagen op rij van huis zijn, hè, ik zou daar ineens logeren.’

‘Geen probleem, wij trekken ons plan.’

De eerste dagen rolde ik mij als een kind in mijn eigen systemen. Het verwijderen van de uitverkorene gaf in eerste instantie opwinding en ruimte. Maar al na een week stel ik met overvolle kop vast dat het alleen runnen van een huishouden en uit werken gaan toch geen picknick is. Aan krantlezen kom ik niet meer toe. Het is rennen en springen van ‘s morgens tot ‘s avonds. Het enige wat ik buiten de werkuren lijk te doen is boterhamdozen maken, ontbijt zetten, was insteken, afruimen, was uithangen, koken, afwassen, resetten, was opplooien, slapen en hopla : een nieuwe dag en alles weer opnieuw. De kinderen doen hun best maar missen hun verwekker in grote en vooral in kleine zaken. Cirkelrekenen. Vioolstemmen. Banden oppompen. Vergeten zwemzak koerieren naar school. Speelvechten in de zetel. Saucissen met appelmoes eten. Zo van die dingen.

Terwijl ik  multitaskend kokend Frans opvraag aan de oudste is de kleinste onophoudelijk aan het zeuren. Die moet eens vroeg naar bed, bedenk ik. De middelste heeft examen viool overmorgen maar zit net in een fase dat vioolspelen oerstom is. Na het eten hervat ik mijn eeuwig aanmoedigen:

‘Allez kom, speel efkes, 10 minuten is genoeg.’

‘Ik wil niet zonder papa.’

‘Niets aan te doen, hij is er niet, kom, begin er aan.’

Ze draalt in de living met haar viool in de aanslag.

‘Ik kan er toch niets meer van, luister maar.’

Ze speelt luid en scherp secondenlang dezelfde twee noten om mijn oren te pijnigen. Prompt schiet een stuk jeugdsentiment in mijn lijf.

‘Ha!’ zeg ik, ‘dat is ook muziek zenne,’ ik schiet naar de computer en snor bliksemsnel ‘Suds en soda’ op van Deus met de befaamde hinikende vioolintro. Haar ogen groeien van verbazing. Vooral als ik aan het headbangen sla. Na het liedje gris ik haar zus vast en zeg glunderend:  

‘Doe wat ge wilt, meisje, ik kan u niet dwingen. In elk geval, ik ga uw kleine zus in bed steken.’

Die kleine zus zet een boompje op over de afwezige ouder.

‘Ik wil papa. Waar is papa. Wanneer komt papa naar huis.’

En dan een ganse scene over haar nageltjes. Die werden gelakt op school. Nu kan ze haar vingers niet in haar mond steken zoals ze altijd doet om in slaap te vallen. Ik doe de lak er af maar door de nagelakremover kan ze nog steeds haar vingers niet in haar mond doppen.

‘Ge moet toch eens stoppen daarmee, hé lief.’

De oudste dochter passeert net langs de badkamer en zegt goedbedoeld:

‘Ja, anders krijg je vooruitstekende tanden zoals Emmy.’

Instant huilsalvo:

‘Ik wil geen tanden zoals Emmy.’

Ik breng haar tot bedaren, schrob haar vingers en stop haar weer in bed. Ik wrijf over haar neusje, ze valt bijna in slaap. Enkel het vechten tegen de vingers in de mond, houdt haar nog bij de wakenden. Plots zwiept de deur open. Glunderend staat de vioolspelende dochter in het deurgat. Ze speelt luid, feilloos en triomfantelijk de intro van Suds en Soda meteen gevolgd door een nieuwe huilsalvo van de verslaafd vingerzuigende dochter die haar vingers nu in de oren heeft geplant. Zucht.

Beneden is het een ravage. Ik negeer de boel voor even en ga in de tuin staan. Het is net dat moment in de vallende avond dat de vogels sereneren. Het is merkwaardig stil verder. Geen auto’s op de achtergrond te horen. Geen gejoel. Geen getier. Even pauze. De telefoon gaat. Ik neem op en ga weer midden van de tuin staan. Het is mijn zuster. Ze vertelt vol blijdschap en opwinding dat ze plots in de top vijf zitten in het adoptieavontuur dat ze meer dan twee jaar geleden hebben aangevat. Ze ratelt dat ze het niet kan geloven, dat ze zich nu een soort van zwanger voelt, dat ze zich voorstelt dat ze binnen niet zo lang meer een kind zal wiegen in haar armen. Een enorme krop is geland in mijn keel. Ik formuleer een paar woorden van medeblijdschap. En dan stromen de tranen dik over mijn wangen. Ik veeg zo stil mogelijk mijn neus af aan de keukenhanddoek  die aan de wasdraad voor mij hangt en laat haar meanderen. De merel op de achtergrond geeft van jetje.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten