blog van Eva De Groote

woensdag 22 januari 2014

Zwijgen is


Ik zit in een theehuis, het is vroeg, ik ben omsingeld door kranten en laptops. Terwijl de thee arriveert loopt, komt er een sms aankloppen.
‘Iemand deed een ochtendlijke meeting in mijn soep. Kunnen we volgende week afspreken? Sorry!’
Tja. Er zijn ergere dingen dan mijn vrije ochtend in een theehuis doorbrengen met een geannuleerde afspraak. Ik zit op de lange bank met uitzicht op de andere gasten. Doubledateontbijt aan de ene kant. Druk getokkel aan de andere kant. In het midden een man over een krant gebogen. Hij kijkt op. Oh, we kennen elkaar. Van tijdens onze studies. We hebben gemeenschappelijke vrienden en kennen elkaars situaties vanuit de verte. Een paar tellen later zit hij aan mijn tafel.
Het voorbije jaar besefte ik dat ik een onverbeterlijke babbelaar ben, een praatvaar, een praatgek. Wie weet wat ik allemaal mis in die zelfgegenereerde drukte. Een mens legt zichzelf al graag eens een uitdaging op. Ik nam mij met het nieuwe jaar voor om de kunst van het zwijgen te verkennen. Het blijkt een zware sport.
Ik kijk mijn onverwachte tafelgenoot bemoedigend aan en bijt op mijn lip. Hij vraagt:
‘Hoe is’t met u?’   
‘Mja. Goed eigenlijk.’
‘Enne, met u?’
Hij knikt en knikt. Hij is zo iemand die van nature goed is in de sport van het zwijgen. Ik volhard en hou de lippen op elkaar. Ik vergezel hem in het knikken. Uiteindelijk steekt hij van wal.
‘Wel. Ik ben op reis geweest. Een maand. Alleen. Ja, dat was eens nodig. Ik moest de dingen op een rijtje zetten. Toen ik terug kwam wist ik wat ik moest doen. Weggaan van mijn vrouw. Ik zie haar graag, daar niet van. Maar toch moest het. Samenblijven is dodelijk voor onze liefde. Dat is mij duidelijk geworden. De liefde gaat er gewoon aan kapot.’
Hij knikt en wrijft over het tafelblad. Er komt vanalles in mij op. Bezorgdheid. Vragen. Suggesties. Maar ik hou mij in. Ik knik met hem mee.
‘Ik merkte dat ik hard werd op veel vlakken. Tegen de kinderen. Tegen haar. Dat is niet wie ik wil zijn. Kwetsbaarheid is zoiets schoons. Zoiets belangrijk. Dat wil ik niet kwijt geraken. Het is toch iets raars he, dat ge dan net te midden van zo’n schoon huishouden die dingen kwijt lijkt te raken.’
Elders in het koffiehuis wordt er koffie gemalen. Er komt een vrouw met een baby binnen, ze installeert zich aan het vrije tafeltje naast dat van ons. Er komt een bericht binnen op mijn telefoon, ik negeer het. Zijn ogen schieten vol, hij gaat met gedempte stem verder.
‘Mijn kinderen. Ze zijn fantastisch. Ze zijn zo mooi. Maar kijk, dat zie ik pas vanop een beetje afstand. Ik moet sterk zijn nu en doorzetten. Alleen gaan wonen. Ik denk dat het voor mijn vrouw ook beter is. Ik wil niet dat ze samen is met de man die ik aan het worden was. Dat verdient ze niet.’
De woorden die bij mij klaar zaten ebben weg. Hij gaat verder met het strelen van het tafelblad. Ik overloop met mijn blik elk stukje van zijn gezicht. Hij heeft zijn jas aan en zit schuin aan het tafeltje alsof hij klaarzit om te vertrekken. Zo zitten we daar minutenlang. Het ontbijtclubje rekent af en vertrekt. De krantlezer zit nog steeds verdiept te lezen. De vrouw met de baby voedt haar kind. Het tokkelen gaat verwoed verder.
Dan plots gaat hij staan. Ik schrik een beetje. Hij zegt:
‘Allez, merci voor het gesprek,’ en hij is weg voor ik nog iets kon uitbrengen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten