blog van Eva De Groote

dinsdag 14 januari 2014

Ladingen

Een mooie winterse zaterdagvoormiddag. Ik had een afspraak aan de andere kant van de stad. Ik trof er toevallig een vriendin aan van vroeger. We blijken in dezelfde buurt te wonen en fietsen samen terug naar huis.
‘Doen we de kortste weg of de aangenaamste?’
‘Doe maar de aangenaamste.’
We fietsen langs de spoorweg, langs een paar nauwe straatjes, dan langs het water. We kletsen elkaar de oren van de kop. Plots zwiert er een portier open, mijn gezellin knalt er net niet tegen aan, ze gooit haar stuur opzij en weet op een haar na het portier te ontwijken. De man in kwestie doet alsof hij ons niet gezien heeft.
‘Toch best eens kijken voor ge de deur opendoet,’ zeg ik over mijn schouder terwijl we verder rijden.
Hij werpt ons dan toch een blik toe, hapt naar adem en zet hijgend een tirade aan. Hoe verder we van hem verwijderd zijn hoe luider hij tiert. Ik kan er niet veel van verstaan, maar de aanspreektitel ontving ik luid en duidelijk: ‘Gij godverdomse geitenwollen trut’.
Mijn fietspartner trilt nog wat na van het schrikken. Maar al gauw zetten we onze weg en ons gesprek verder. Thuisgekomen schets ik de gebeurtenis aan manlief.
‘Weet je,’ zegt hij, ‘eigenlijk is dat regelrechte verkeersagressie. Je zou die man kunnen aanklagen mocht je er tijd en energie willen insteken.’
Nee dank u.
Terwijl ik aan het koken sla, komt er een voorval van meer dan een jaar geleden mijn gedachten binnendrijven. Het was zo’n natte herfstdag en zo’n dag dat de dingen van ‘s morgens vroeg de verkeerde kant op stuiterden. Ik had bij het opstaan mijn grote teen tot bloedens gestoten aan een opbergbak die aan het rondslingeren was. Het goot pijpenstelen, wat de ochtendlijke schoolroutine dat tikkeltje extra gedoe geeft, dat een mens kan missen als kiespijn. En ja, ik had kiespijn! Ik sleurde mij door de dag die ook op werkvlak niet wou meevallen. Aan de school ‘s avonds beet ik bijna mijn vingers af om niet mijn verstand te verliezen over het gigantische trutseltalent van dochterlief. Andere dochterlief had honger en moest plassen en zette daar een hoog zeurgezang over op. Uiteindelijk op weg naar huis met de ganse stoet. Halverwege het parcours deed zich een situatie in het verkeer voor. Dochter reed voorop. De straat was smal, er kwam een tegenligger, een auto aan de overkant stond fout geparkeerd, dochter kon niet passeren. Ze stopte en ging even achter een bestelwagen staan. Plots sprongen de achteruitrijlichten van die bestelwagen aan.
Een leeuwin in mij werd wakker. Uit het niets begon ik uitzinnig te roepen. Ik sprong van de fiets, ging naast het raampje van de chauffeur staan en begon er verwoed op te tikken.
‘Wat zijde gij van plan zeg! Mijn dochter staat wel vlak achter u, he. En gij gaat achteruitrijden of wa? Ge zijt gij niet goed zeker. Ge moet wel kijken wat ge doet he. Er rijden hier wel kinderen in de straat he. Ge ziet ons afkomen, mijn dochter gaat achter u staan  en gij zet u in achteruit. Wat is dat zeg.’
Het was als binnentreden in een parallel universum. Mijn hart klopte hoog in mijn borst. Ik zweette ondanks de kou.
‘Madamke, ik doe kik juist niets zulle.’ De man was de kalmte zelve. Hij leunde rustig met zijn elleboog uit het raam. Ik ving de blik op van een dochter die verschrikt keek alsof ik een vreemde was. Plots was ik helemaal de kluts kwijt. Ik stapte op de fiets en reed door naar huis. Die avond zeeg ik zuchtend neer in de zetel. Slecht karma gezet vandaag. Die man had een halve wilde over zich heen gekregen en een lading die niet voor hem bestemd was. En dochterlief had nog drie keer geinformeerd:
‘Gaat het wel, mama?’
s’ Avonds laat passeer ik in de gang langs mijn fiets en jas. Ik roep naar manlief in de keuken:
‘Zeg, wat is er dan eigenlijk zo geitenwollensok aan mij?’
Hij komt de gang in en werpt een blik op mij en mijn fiets.
‘Dienen bak van voor op uw fiets natuurlijk.’
‘Geitewollensok?’
‘Zeer zeker.’
‘Tja. Maar wel praktisch.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten