blog van Eva De Groote

dinsdag 19 mei 2015

Wit

Een oceaan scheidt zijn leven en werk van dat van mij, sinds er een eerste kruising was zo’n vijftien jaar terug. We schelen bijna een generatie, we delen een grote nieuwsgierigheid. Grofweg om de drie jaar trachten we die oceaan van tijd en ruimte te overbruggen om ervaringen uit te wisselen, werkpraktijken te vergelijken en te profiteren van elkaars blik van buitenaf. Ik maakte een programma van meetings, werksessies en wandelingen om er het maximum uit te halen, uit zo’n zeldzaam treffen. Tussen twee programmaonderdelen door liepen we langs een typisch Belgische oncharmante steenweg op weg naar een eetcafé voor de lunchbreak. Ik ordende in gedachten de sessie van die ochtend, schikte een paar dingen in een mentaal lijstje. ‘Did i tell you about my people vertigo?’ vroeg hij terwijl we verderliepen en hij voor zich uit bleef kijken. Hij vertelde dat hij een soort van angstaanval had gekregen tijdens zijn verblijf in Berlijn een paar maanden terug. Hij zag al die mensen en mensen passeren en al de verhalen en geschiedenissen die ze elk meedroegen. Al hun dromen en verlangens, hij zag ze slechts in een fractie en een glimps. De mensen en ideeën gleden door zijn vingers als zandkorrels, niet te grijpen, niet te begrijpen. We liepen langs de steenweg, we keken voor ons uit, af en toe raasde er een auto voorbij. Hetgene hem terug grip gaf, zei hij, wat hem terug deed landen daar in Berlijn, was het maken van constellaties. Constellaties van mensen met verhalen en verbanden, die als sterrebeelden daar zijn, ergens, in een stille gidsing.

Het is zaterdag. Ik zit in de wagen onderweg naar mijn ouders om een dochter op te pikken. Mijn energie zit op nul de voorbije dagen, virussen cirkelen rond als havikken. Mijn humeur is ver onder nul, ergens in het dipje van het eb en vloed van de hormonale deiningen des vrouwenlevens. De voortdurende afvuringen uit de grote wereld en de kleine, alles landt in mijn net en ik krijg het niet meer opgeruimd. Gisteren werd ik opgebeld door een ngo. Om te danken dat ik zes maanden geleden geld had gestort. Dat ik zeker had opgemerkt wat er in Nepal was gebeurd. Of ik mij realiseerde dat ze mijn steun nodig hebben. Ik zat daar op de zetelleuning met de hoorn tegen mijn oor en werd er zo intriest van.

Ik rij door de regen weg van de stad langs wegen die als maar meer slingerende wegjes worden. Het rijden brengt beweging in mijn dichtgestampte zijn. Als een mol kom ik aan de oppervlakte, naar het licht. Ik schud lichtjes met mijn hoofd, alsof ik de aarde uit mijn haren wil krijgen. Ik moet denken aan mijn gast van twee weken terug en aan zijn ‘people vertigo’. Bij mij zijn het indrukken, feiten en opinies die op me af razen. Ideeën die ongeduldig wachten op realisatie. Gebeurtenissen op verschillende plaatsen in de wereld die opstapelen. En de groeven tussen de stapelingen die worden dichtgevoegd met belevenissen dichterbij. Een kind dat geboren wordt na een lange weg. Een bolletje dat gevonden wordt en dat onheil inluidt. Een dochter die rondloopt met muizenissen.

Verdorie, ik ben er al bijna, de rit is te kort. Ik hou halt te midden van de velden. Het regent heel licht. Ik tuur een tijdje over de weg voor mij, naar alles en niets tegelijk. Dan kijk ik opzij. Vlak voor mij een lap grond, vers omgeploegd, de diepbruine aarde blinkt in regelmatige brokken. Daarachter ligt glanzend groen van de regen een weide met drie koeien die rustig grazen. Daarachter een bomenrij en weer een weide en dan nog een boompartij. Het is opgehouden met regenen maar achter de heuvel hangt er een dik pak neerslag in de lucht, klaar om het landschap te wassen. Hoe verder je kijkt, hoe meer de mist het overneemt. Het landschap wordt zacht en mild en lijkt op te lossen in het wit naar de einder toe.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten