blog van Eva De Groote

dinsdag 20 januari 2015

A new day

Zaterdagochtend. ‘Ik ga niet meer naar de pianoles,’ zegt ze ferm. Ze beent naar huis met kordate tred, een boos dwergje met sluik haar en gekruiste armen. ‘Ik heb een stom leven,’ foetert ze tegen de straatstenen. De pianojuf haalde al haar truken uit de kast. Maar de kleine leerling had beslist dat ze vandaag de piano niet zou aanraken en volhardde in de boosheid. De juf bleef er bovenaards kalm bij. Ik bedankte haar in het Engels voor haar geduld terwijl ik mijn kleine trol in haar jasje hielp.
We lopen naar huis, het is maar een paar straten ver. Hoe dichter ik de thuisbasis nader, hoe zwaarder mijn stappen wegen. Functioneren in chaos, geen schrik hebben voor het dysfunctionele, falen en herbeginnen. In het stadslabo waar ik werk zijn het waarden die we koesteren als essentiële talenten voor de hedendaagse mens. Om systemen in vraag te stellen, om dingen her uit te vinden, om via kleine veranderingen verschuivingen te weeg te brengen. Maar deze hedendaagse mens bakte er niet veel van deze week. Het wou niet zo vlotten met het zien van de bomen door het bos, met het omarmen van het falen, met het ontdekken van de opwindende nieuwe wegen in het malfunctioneren van de dingen. In de plaats daarvan snakken mijn cellen en vezels naar duidelijkheid, naar opheldering, naar begrijpen. Het dreigingsniveau is verhoogd van 2 naar 3, we zijn in staat van beleg. We houden een minuut stilte. We zijn Charlie. We zijn niet Charlie. We zijn Ahmed. We zijn niet Ahmed. Machthebbers lopen arm in arm door de straten van Parijs. Machthebbers verkochten stevig ellebogenwerk om arm in arm te lopen door de straten van Parijs. Roosevelt wordt geciteerd: ‘the only thing we have to fear, is fear itself.’ We worden aangeraden door psychologen om onze routines op te nemen zoals altijd en voort te doen met wat we bezig waren. ‘We hebben geen nood aan bewapening,’ zegt iemand aan de schoolpoort, ‘maar aan collectieve heling’. We kijken naar het nieuws en zitten er paf bij. We corrigeren onze kinderen als ze proberen te begrijpen waarover het gaat en wanneer ze spreken over ‘de moslims’.

We staan voor de voordeur van ons huis. Het boze elfje is alweer op en neer aan het springen. Ik open de deur en ze stormt naar binnen. Ik heb zo’n beukende bol hoog in mijn borstkas. Ik zet mijn tas bij de kapstok maar hou mijn jas aan. ‘Ik ga nog even wandelen,’ zeg ik en zonder de reactie van gezinsleden af te wachten trek ik de deur alweer achter me dicht. Ik zet er de pas in, de straat uit, de steenweg over, naar het park toe. De stedelijke wildernis in de buurt is maar een pover alternatief voor de heuvels van de Vlaamse Ardennen waar ik ben opgegroeid. Maar toch word ik er naar toe gezogen. Ik weet niet juist wat voor verdriet het is maar het bezet mijn keel en zoekt naar bedding. Ik loop het wilde stuk in waar amper mensen komen, naar de plek waar het vol rietstengels staat, waar je doorheen kan glippen tot je bij een verborgen omgevallen boom komt. Daar wil ik even gaan zitten om een beetje te snikken. Maar ik vind geen groen om in te verdwijnen, het riet is weggemaaid. In plaats daarvan troosteloze kaalslag, de omgevallen boom ligt er naakt en verlaten bij. De tranen komen niet, ze zinken weg. Ik zit er een tijdje, een kort tijdje van niet-gechronometreerde minuten. De bleke winterzon projecteert haar stralen op het spinrag gespannen tussen de korte rietstengels. Een fantastisch koorddansparadijs in miniatuur. Doorheen de stilte klieft de beiaard. Ik ken de deuntjes die hij speelt. Dit is er eentje dat ik nog niet hoorde in het klokkenassortiment. Alle menschen werden bruder. Pfff.

Een weekend om het nieuwe jaar te vieren met vrienden en familie. Om er aan te beginnen, aan dat oppikken van de routine, dat verder doen, dat opgeheven hoofd. We eten en we drinken, we zijn samen, we zoeken niet naar de onderwerpen die ons scheiden, maar naar de grappen die ons binden. Zondagavond. De visite is naar huis. Na het afruimen en terugschikken van de meubelen, het instoppen van de jongste dochters, kom ik in de kamer van de eerstgeborene die is getransformeerd tot jonge puber. Ze drentelt zenuwachtig rond, licht hyperventilerend. Het blijkt dat ze een taak over het hoofd heeft gezien, een preekbeurt Engels die tegen morgen moet worden uitgevonden én ingestudeerd. Ik adem diep in en zet mij schrap voor een crise in kwadraat van mijn pappenheimer die graag goed voorbereid is. In de computer onder mijn hersenpan pre-mix ik al een mantra, dat er niets aan te doen is, dat het niet erg is, dat ze dan maar een buis heeft, dat de wereld er niet zal door vergaan. Ik ben nog maar begonnen en ze slaakt plots een zucht van opluchting.
‘Oh,’ zegt ze met het hand op het hart,’ da’s waar ook. ik heb morgen geen les de eerste twee uur. Komt dat even goed uit. Ik weet het al wat ik ga doen. Ik ga het nu nog snel voorbereiden en morgenochtend opmaken en instuderen. Dat moet lukken.’ Ze pakt pen en papier en gaat aan haar buro zitten. Ik verdwijn in opperste verbazing. Ik installeer mij op mijn bed in de kamer ernaast om in mijn boek te lezen. Het wordt stil in huis. Ik zink weg in een heerlijk suffen. Na tien minuten driftig pennen, houdt ze ermee op. Ze verzamelt haar mappen voor morgen. Ze neuriet een liedje. Ik zette het de voorbije week wel twintig keer op omdat ze het moest leren onderscheiden in een berg klassiekers, van klassiek instrumentaal over klassiek vocaal tot jazz. Het is Nina Simone, 1965.

Birds flying high
You know how I feel
Sun in the sky
You know how I feel
Breeze driftin' on by
You know how I feel
It's a new dawn
It's a new day
It's a new life
For me
And I'm feeling good

dinsdag 6 januari 2015

Leeuw

De digicorder is kapot. Het ding gaf al ettelijke maanden aan zich niet lekker te voelen. Deels uit onwil om er tijd in te steken, deels omwille van het niet kunnen aanvaarden van het geprogrammeerde kapotgaan van de dingen, negeerde ik het probleem hardnekkig. Tot de kerstvakantie aanbrak en er veel tv zou worden gekeken. Tot een dochter stuiperig op de knopjes bleef timmeren met steeds meer drift en gegil. Tot de beide echtgenoten uitgefloten waren wat betreft het wegkijkend doorspelen van de bal. Ik sla aan het bellen. Ik word enorm vriendelijk toegesproken door een juffrouw bij de klantendienst. Soms slagen dit soort hulplijnen er geweldig goed in om je de indruk te geven dat je een volslagen idioot bent. Deze medewerker is anders gebrieft.
‘Kijk mevrouw, ik zie hier dat uw huidig toestel al van 2008 dateert, daar kan u eigenlijk niets meer aan fiksen. Het goede nieuws is dat u zich kan begeven naar een van onze verdeelpunten bij u in de buurt om volledig kosteloos een nieuw toestel op te pikken.’
Ze geeft me nog - vrouwen onder mekaar - een gouden tip, zo zou later blijken: ‘fotografeer de achterkant van de toestellen, zo weet je waar welke kabel zat zodat je makkelijk opnieuw kan aansluiten.’
Een uur later sta ik aan te schuiven bij het dichtstbijzijnde verdeelpunt in de buurt. Zo’n electronicazaak, grauwtjes gelegen tussen een tankstation en een wasserette, waar ik al duizenden keren passeerde maar die ik nog nooit eerder opmerkte. Het aanschuiven duurt lang, ik ga in aanvaardingsmodus. Er is een lange balie met drie medewerkers. De aanschuifrij bevindt zich aan het verste loket. Het aanschuiven organiseert zich onuitgesproken en hoogst democratisch. Als een man vlotjes binnenloopt en gaat aanschuiven aan het middelste loket krijgt hij een scheve blik en een luide zucht te verduren van de aanschuivelingen voor mij. Even houdt hij het vol, koppig en met opgeheven hoofd. Een grom en gedecideerd handgebaar later druipt hij toch af en komt achter mij staan, netjes in de rij. De medewerkers zijn alledrie mannen tussen de 25 en 35. De man van het dichtsbijzijnde loket maakt er een punt van om zich opgewekt en vriendelijk door de middag te werken. Het gaat hem goed af, het werkt zelfs aanstekelijk. Ik moet glimlachen om zijn herhaaldelijke verbazing over de oude man die geen emailadres blijkt te hebben, wat hem blijkbaar voor grote uitdagen stelt om het klantdossier verder in te vullen. Ze beslissen uiteindelijk samen om een emailadres uit te vinden.
‘Sorry voor het lange wachten,’ vat hij de volgende klant aan.
‘Tis nikske jong, ik wordekik betaald om te wachten en niets te doen, ge hoort mij niet klagen.’
‘Ah da’s goed dat, en ik word amper betaald om veel te veel dingen te doen, zo gaat dat dus.’
De medewerker draagt zijn haar in een strakke dot hoog op zijn hoofd. Daaronder een hemd en een losse das. Zou hij in de winter werken en sparen om in de zomer door Azië te reizen? Net als ik bijna aan de beurt ben, doet de aanpalende medewerker  teken dat ik bij hem mag komen. Met enige spijt - ik verheugde mij al op een korte ontmoeting met de jolige medewerker - presenteer ik mij aan de buurman. Zijn kort haar zit in de gel, hij veert ongedurig op en neer.
‘Zeg het eens.’
‘Tja, mijn apparaat heeft de geest gegeven en...’
‘en u komt het omruilen voor een nieuw. We brengen dat direct in orde.’
Hij knipt de datakaart uit de recorder en weet meteen alles van mij. Hij pakt een nieuw apparaat en legt uit dat de administratie door een andere medewerker op een andere locatie gebeurt en dat het even kan duren. Maar dat hij ondertussen met plezier meer info geeft over de mogelijkheden van het nieuwe apparaat. Van daaruit glijdt hij vlotjes naar de verschillende pakketten in de aanbieding. Hij ziet dat we momenteel pakket A hebben. In pakket B kan je programma’s opvragen die voorbij zijn en nog zo vanalles. In pakket C kan je onder meer recente films en buitenlandse topseries opvragen. Pakket A is 19 euro per maand, pakket B 45 euro. Hij meent in mijn luisterbereidheid en empathisch knikken te lezen dat ik zal upgraden en kijkt mij vreugdevol vragend aan bij het einde van zijn uitleg.
‘Goh, ik probeer eigenlijk niet teveel tv te kijken. Ik ben tevreden met het basisaanbod.’
Glimlach foetsie. Nieuw mapje.
‘Mag ik vragen bij welke provider u zit voor uw mobiele telefonie.’
‘Goh, bah nee. Da’s niet nodig. Misschien kan u mij al uitleggen wat de installatie inhoudt?’ Het gesprek verloopt niet naar zijn wens. Hij klapt het mapje harder dicht dan nodig.
‘Goed, als ik u daar echt niet mag in adviseren, stel ik voor dat u daar even gaat wachten tot de administratie in orde is.’
Ik begeef mij gewillig naar de wachtplek. Een paar minuten later roept hij mij terug.
‘Goed. De installatie. U heeft een netwerkkabel tot aan het apparaat?’
‘Ah nee, gewone kabel. De netwerkkabel is nog niet doorgetrokken geraakt tot in de living. Is dat nodig?’
‘Wel, er zijn 2 mogelijkheden. Of u legt een netwerkkabel tot aan het apparaat. Of - véél handiger - u gebruikt een apparaatje, ik heb het hier, dat u toelaat om wireless te werken. We hebben de apparaatjes hier in de aanbieding voor slechts 29 euro.’
‘Ah ja. Maar is dat nodig?’
‘Tja, als u graag het pakket wil waarin u series kan opvragen en programma’s die voorbij zijn, dan is dat zeker nodig.’
‘Ja, maar dat pakket was ik niet van plan te kopen. Kan ik de installatie van het basispakket doen zonder het extra apparaatje?’
‘Als u op termijn wil upgraden naar een pakket met meer mogelijkheden, hebt u het zeker nodig.’
Zijn het de overvloedige jinglebells in de stad, de eindejaarsuitputting bij mijn gezinsleden, de zich snel verspreidende koortsblazen op mijn gezicht, de vele kleine uitdagingen allerhande, ik weet het niet precies, maar een luide grom ontsnapt mij zo plots. De medewerker rechts en links van de mijne kijken ons nu aan, alsook de aanschuivende klanten in de lange rij. Ik kantel mijn hoofd lichtjes opzij en zoek naar een flard vriendelijkheid in mijn stem.
‘Heb ik - ja of nee - dat extra apparaat nodig om de recorder te installeren en het basispakket te draaien?’
‘Nee.’
‘Danku. Prettige dag nog.’